TIPS

Als je aan de Communicatieve doelen werkt is het soms handig om met twee kaartjes te werken bijvoorbeeld: ‘een vraag stellen’ en ‘antwoord geven op een vraag’ en ‘ik ben aan de beurt’ en ‘de ander is aan de beurt’. Je kunt de kaartjes omwisselen in het blokje maar je kunt ook het tweede met de rug tegen het andere in een blokje zetten of een tweede blokje gebruiken (bij je bestelling kun je evt. een extra blokje bestellen).

Bij een aantal Communikaarten krijg je een behandelidee cadeau. Bijvoorbeeld bij ‘vertellen wat je van plan bent’: werken met constructiemateriaal of sensopathisch materiaal als klei of zand is een goed idee om deze functies te modellen of uit te lokken. Bij ‘een verklaring geven’ werkt het vaak heel goed als je een situatie creëert waarin het heel logisch is dat je een verklaring geeft. Bijvoorbeeld: je hebt een pleister op je vinger en je zegt: “ik heb gisteren in mijn vinger gesneden”.

DOWNLOAD BLANCO COMMUNIKAARTEN

Niet alle communicatieve functies en conversatievaardigheden zijn in een beeld te vangen. Daarom kun je hier drie blanco kaarten downloaden. Schrijf hier de functie of vaardigheid op die je mist en wilt oefenen.

 

MEER LEZEN?

•   Kingma-van den Hoogen, F. (2010) Kinderen beter leren communiceren. Maklu.
•   Gerrits, E. e.a. (2017). Handboek Taalontwikkelingsstoornissen. Coutinho.
•   Van den Dungen, L. en M. Verboog (2001).  Beginnende communicatie. Pearson Benelux B.V.

OVERZICHT COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN

Welke Communikaarten zijn er?

Er zijn communikaarten bij de volgende communicatieve vaardigheden:

Communicatieve functies

1.  Vertellen wat je van plan bent
2.  Vragen naar het plan van de ander
3.  Benoemen van eigen gevoel
4.  Vragen naar het gevoel van de ander
5.  Een grapje maken
6.  Een verklaring geven
7.  Een verklaring vragen
8.  Om verheldering vragen
9.  Om hulp vragen
10. Om toestemming vragen
11. Iets beloven
12. Vragen naar de naam van iets
13. Vragen wat de ander wil
14. Iemand groeten
15. Ergens de aandacht op vestigen
16. Om informatie vragen
17. Iets toevoegen aan wat de ander zegt
18. Iemand roepen
19. Iemand waarschuwen
20. Nieuwe informatie geven
21. Om uitleg vragen
22. Aangeven dat je de ander hebt gehoord
23. Vragen om herhaling
24. Iets weigeren
25. Overleggen met de ander
26. Antwoord geven op een vraag

ConversatievaardighedeN

27. (Reageren op de ander door) Een vraag stellen
28. 
Reageren op de ander (dmv hummen)
29. Reageren op de ander met mimiek
30. Een gesprek beginnen
31. Een gesprek beginnen in de groep
32. Ik ben aan de beurt
33. De ander is aan de beurt
34. Aandacht hebben voor de spreker
35. Aandacht hebben voor de luisteraar
36. De ander uit laten praten
37. Kijken of de ander nog geboeid is
38. Onvoldoende afstand houden
39. Voldoende afstand houden
40. Oogcontact maken
41. Naar het gezicht van de spreker kijken
42. Over-en-weer gesprek voeren
43. Aansluiten bij het onderwerp
44. Bij het onderwerp blijven
45. Rekening houden met wat de ander weet

NB: In de 3e druk (december 2021) zijn de kaarten genummerd volgens bovenstaande nummering. Tip voor als je de 1e of 2e druk hebt: nummer met een permanentstift je kaarten en print het overzicht uit en voeg het erbij. In de 1e druk zaten 40 kaarten, de 5 extra kaarten zijn los bij te bestellen, mail hiervoor naar Anja.

Het overzicht op A6 formaat vind je hier.

TOELICHTING OP DE GEBRUIKTE TERMEN

In de handleiding van de Communikaarten © wordt een aantal termen gebruikt die hieronder worden uitgelegd.

Communicatieve vaardigheden

Dit zijn vaardigheden die mensen nodig hebben om met anderen in gesprek te gaan. Hier vallen de communicatieve functies en de conversatievaardigheden onder.

Communicatieve functies

Met Communicatieve functie wordt bedoeld: Het verbaal uitdrukken van een intentie of bedoeling. (L.v.d. Dungen, 2007). De spreker wil iets bereiken bij de gesprekspartner.

De drie belangrijkste communicatieve functies zijn:
•   Representatiefunctie: het vragen en geven van informatie
•   Controlefunctie: het sturen / beïnvloeden van het gedrag van een ander
•   Expressiefunctie: het in taal uitdrukken van gevoelens

Twee ‘kleinere’ communicatieve functies zijn:
•   Sociale functie: groeten en beleefdheidsformules: hallo, doeg, hoi Marjan, hé, alsjeblieft
•   Interactiefunctie: het regelen van het gesprek, de verbale interactie: ‘wat zeg je’, ‘hé Arjen, weet….’, ‘nu mag ik wat zeggen’, ‘ik weet niet wat jij bedoelt’ enz.

Conversatievaardigheden

Conversatievaardigheden zijn gespreksvaardigheden. Hieronder wordt verstaan: Alle vaardigheden die de cohesie, de samenhang van uitingen in een gesprek bevorderen (McLaughlins,1998)

Typische conversatievaardigheden zijn:
•   Beurtnemen: om beurten spreken, beurtwisselsignalen waarnemen
•   Topic-management: het introduceren, vasthouden en afbouwen van een onderwerp

Vaardigheden die naar voren kunnen komen in een gesprek, maar die ook te maken hebben met verhaalopbouw, sociale afstemming, spreekstijl, in allerlei verschillende spreeksituaties:
•   Afstemmen van een onderwerp op voorkennis en interesse van de luisteraar
•   Samenhang in een vertelling creëren
•   Aanpassen van spreekstijl aan status, leeftijd luisteraar, en aan situatie
•   Hanteren van een spreekwijze (intonatie, luidheid, woordkeuze enz.) passend bij culturele conventies